Viervoudige moord te Grootegast


18 januari 1929:

Op de vroege ochtend begeven twee gemeenteveldwachters en twee rijksveldwachters zich naar het huisje van IJje Wijkstra te Doezum om Aaltje van der Tuin die bij hem inwoont op te halen wegens het verlaten van haar kinderen. Als het huisje is bereikt klopt gemeente veldwachter van der Molen op de deur. Na een "ze maakt haar klaar om mee te gaan" geeft van der Molen opdracht aan de andere drie veldwachters zich rond het huis op te stellen. Wijkstra kan op de vlucht slaan en staat erom bekend een eerste klas schutter  te zijn; ze achten hem tot alles toe in staat. Nogmaals klopt van der Molen aan de deur en sommeert Aaltje naar buiten te komen; maar ze weigert. Als van der Molen probeert de voordeur te forceren klinkt een revolverschot en valt neer.

 

Wijkstra grijpt naar zijn karabijn en stormt naar achter het huis waar hij de twee verscholen veldwachters doodschiet. Ook de laatste, die zich heeft verscholen in de sloot, ontkomt niet aan de woede van IJje Wijkstra. Nadat hij van drie veldwachters nog de keel doorsnijd snelt hij het huis weer in om Aaltje  te vertellen  wat er is gebeurd. Meteen daarop verlaat ze  het op de fiets. Wijkstra pakt de petroleumlamp, laat vervolgens de olie eruit lopen en steekt  zijn huisje in de brand.

 

"Nu zie je me niet meer. Ik heb vier veldwachters doodgeschoten en de keel doorgesneden en daarna in de sloot gegooid"

( het laatste was niet waar).

 

IJje vertrekt op de fiets naar Jan Hut die hij goed kent en vertelt wat er is gebeurd. Gewond geraakt tijdens zijn daad raad Jan hem aan zich te laten behandelen. Hij wil er eerst niets van weten maar gaan toch op de fietst naar de dokter in  Tolbert. Ze treffen hem niet thuis aan en blijft er dan niets anders over om naar het ziekenhuis in Groningen te laten rijden. Tijdens de rit praat IJje over zijn daad. De chauffeur die hen bij het ziekenhuis had afgezet vertelt ontzet aan de cardholder van het plaatselijke café wat zijn passagier heeft gedaan, de politie wordt gebeld. 

Om 13:00 uur staat de rechterlijke macht bij het ziekenhuis om hem te arresteren. Twee rechercheurs zien hem naar buiten komen, overmeesteren hem, en grijpen vlug naar de zak van zijn jas waar ze een revolver uithalen.

 

Onmiddellijk word hij naar het politiebureau aan het Martinikerkhof gebracht in afwachting van zijn verhoor. 


23 april 1929:

IJje Wijkstra staat voor de rechtbank op verdenking van moord  van vier veldwachters: M. van der Molen, A. Meijer gemeente veldwachters en J. Werkman, H.H. Hoving Rijksveldwachters.

Vonnis: levenslang gevangenisstraf. Het hooger gerechtshof gaat mee in dit vonnis



Reden van de moord:

Aaltje van der Tuin- Wobbes hing als een klit aan IJje Wijkstra. Hij liet zich nooit in met vrouwen maar raakte door haar de rechte draad helemaal kwijt. Ze trok dan ook bij hem in nadat haar man was gearresteerd. IJje raakte verblind door haar charmes. Bij het ophalen moet ze hysterisch zijn geworden waardoor er iets in hem knapte. Aaltje kreeg zes maanden gevangenisstraf wegens het onverzorgt achterlaten van haar kinderen.

GN0294 IJje Wijkstra

 

Een overzicht van krantenberichten zijn te vinden op zijn persoonlijke pagina